financial planning vb

De familiale maatschap – wettelijke verplichtingen sinds 1 november 2018

De maatschap wordt sinds oudsher als controlevehicle bij vermogensplanningen bij menig (vermogende) families gebruikt.

De maatschap heeft twee zeer de belangrijke troeven, namelijk “discretie” en “flexibiliteit”.
De grote mate van discretie vloeit voort uit het feit dat de oprichting van een maatschap een zuiver contractueel en onderhands gegeven is die geen tussenkomst van een notaris vereist.

De partijen hebben daarenboven een zeer grote vrijheid om hun samenwerking zelf te organiseren, volgens hun eigen inzichten en noden die uiteraard verschillen van situatie tot situatie. Dit zorgt voor een grote flexibiliteit.

Keerzijde van de medaille is uiteraard de onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten door het ontbreken van enige rechtspersoonlijkheid. De vennoten staan dus met andere woorden persoonlijk en hoofdelijk met hun gehele vermogen in voor de schulden van de maatschap.

 

Verplichtingen sinds 1 november 2018

Sinds de hervorming van het ondernemingsrecht in 2018 wordt een maatschap als een onderneming beschouwd en is er met ingang van 1 november 2018 toch één en ander gewijzigd.  


1. Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen (‘KBO’)

Zoals elke Belgische onderneming, is ook de maatschap verplicht zich in te schrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Volgend op de inschrijving verkrijgt de maatschap een ondernemingsnummer bestaande uit 9 cijfers die op elk officieel stuk, briefwisseling als uniek identificatienummer dient gebruikt te worden.

Door de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen wordt het bestaan van de maatschap publiek bekend gemaakt. De hoog in het vaandel gedragen discretie van de maatschap gaat hierdoor voor een stuk verloren.


2. Voeren van een boekhouding – bekendmaking jaarrekening

Zoals elke Belgische onderneming dient de maatschap een boekhouding te voeren. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen kleine en grote maatschappen.

Ondernemingen (dus ook maatschappen) met een omzet lager of gelijk aan 500.000,00 € hebben de mogelijkheid om een vereenvoudigde (enkelvoudige) boekhouding te voeren.

Grote ondernemingen (dus ook maatschappen) met een jaarlijkse recurrente omzet (excl. BTW) van meer dan 500.000,00 € dienen verplicht een dubbele boekhouding te voeren. Met recurrente omzet wordt elke courant voortkomende ontvangst bedoeld. Uitzonderlijke eenmalige ontvangsten dienen dus niet mee gerekend worden (vb een éénmalig superdividend).

Indien een maatschap een effectenportefeuille aanhoudt en deze actief beheert, zouden volgens een nog te publiceren CBN-advies alle recurrente inkomsten uit deze portefeuille in principe ook moeten worden meegenomen in de berekening van de omzet.

Maatschappen dienen tot nader order hun jaarrekening niet openbaar te maken. Vraag is dan ook wat het nut is van een dubbele boekhouding voor de grote maatschappen.

Boekhoudkundige stukken dienen 7 jaar bewaard te worden. Ander stukken 3 jaar.


3. Registratie in het UBO-register

Zoals in elke andere Belgische vennootschap dient de zaakvoerder van een maatschap haar UBO’s (‘Ultimate Beneficial Owners’/Uiteindelijke Begunstigde) verplicht kenbaar te maken in het UBO-register. 

Naast de mededeling van de uiteindelijke begunstigde(n) en de omvang van het belang in het UBO-register, moet de zaakvoerder van de maatschap er ook voor zorgen dat de meest actuele informatie beschikbaar is in het UBO-register. Eventuele wijzigingen aan de meegedeelde informatie moeten binnen 1 maand na de wijziging medegedeeld te worden.

Daarnaast moet de zaakvoerder jaarlijks bevestigen of de in het UBO-register opgenomen informatie nog actueel is (zelfs indien de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) niet werd gewijzigd tijdens het afgelopen jaar). De eerst volgende bevestiging dient te gebeuren tegen uiterlijk 31 augustus 2021, tenzij er vóór die datum een wijziging in het UBO-register plaatsvond. In dat geval, begint de bevestigingstermijn van één jaar te lopen vanaf de datum waarop de laatste wijziging in het UBO-register werd aangebracht.


4. BTW-plicht

In het Wetboek BTW wordt een BTW-belastingplichtige als volgt gedefinieerd: 

“Eenieder die in de uitoefening van een economische activiteit geregeld en zelfstandig, met of zonder winstoogmerk, hoofdzakelijk of aanvullend, leveringen van goederen of diensten verricht die in dit Wetboek zijn omschreven, ongeacht op welke plaats de economische activiteit wordt uitgeoefend.”

Er is dus sprake van een BTW-belastingplichtige indien:

  1. er een economische activiteit wordt uitgeoefend;
  2. op een geregelde wijze;
  3. en zelfstandig wijze;
  4. die de levering van goederen of het verrichten van diensten tot voorwerp heeft.

Hierbij is het irrelevant of de activiteit met winstoogmerk wordt uitgeoefend en of zij hoofdzakelijk of aanvullend van aard is.

Dus vanaf het ogenblik dat de maatschap een voldoet aan de 4 bovenstaande punten dient zij als een (gemengd) BTW-belastingplichtige beschouwd te worden en dient zij dus een BTW-nummer aan te vragen en BTW-aangiften in te dienen.

Voor familiale maatschappen komt het er dan ook op neer enige economisch activiteit te vermijden om niet als BTW-belastbelastingplichtige beschouwd te worden.

 

Los van de hiervoor opgenomen wettelijke verplichtingen is de familiale maatschap nog steeds een bruikbaar instrument voor familiale vermogensplanning. De ruime statutaire vrijheid en het onderhands karakter blijft een troef ook al zorgt de verplichte UBO-registratie toch voor enige onrust.